- couché
- couche [koesĵ]〈v.〉1 laag 〈ook geologie, beeldende kunst, bouwkunde〉 ⇒ bedding, bank2 〈sociologie〉stand ⇒ laag, klasse, rang3 luier4 〈meestal meervoud〉bevalling ⇒ verlossing5 〈landbouw〉broeibed ⇒ mestbed6 〈formeel〉sponde ⇒ bedstee, bed7 〈natuurkunde〉elektronenschil♦voorbeelden:1 couche de roulement • wegdek〈van hout〉 couches concentriques • groeilagen, jaarringen〈beeldende kunst〉 couche primaire • grondlaag, basislaag〈geologie〉 couche sédimentaire • bezinking3 couche jetable • wegwerpluier4 retour de couches • eerste menstruatie na de bevallingfausse couche • miskraamêtre en couches • in het kraambed liggenrelever de couches • herstellen na de bevalling5 champignons de couche • op broeibed gekweekte paddestoelen, champignons¶ couches de l'atmosphère • sferen van de dampkringtu en as, une couche d'égoïsme • jij bent me een mooie egoïst〈informeel〉 en avoir, en tenir une couche • een uilskuiken zijn, een bord voor z'n kop hebbenadj1) in bed liggend2) schuin, scheef
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.